Spreekbeurt
* Onderwerp kiezen! (geen huisdieren of iets waar je het al eerder over gedaan hebt)
* Hoe kom ik aan informatie? (bieb, internet, aanvragen per post, interviewen, etc.)
Aan de slag!
*Lees de informatie heel goed door!
*Streep aan of schrijf op welke informatie je wilt gebruiken.
*Verdeel de informatie in hoofdstukken.
*Denk goed na over de volgorde van de hoofdstukken.
*Bij ieder hoofdstuk zet je met een paar woorden WAT je gaat vertellen. Je mag ook best een paar zinnen opschrijven, maar geen heel verhaal. Je mag het toch niet voorlezen. Eigenlijk wordt het een spiekbrief met kernwoorden voor jezelf.
*Oefen je spreekbeurt voor de spiegel, je ouders, de hond…oefenen, oefenen, oefenen!
*Bedenk drie vragen voor het publiek. Hebben ze goed opgelet?
*Zorg voor genoeg extra materiaal om te laten zien. Boeken, plaatjes, foto’s, dingen die groot genoeg zijn zodat iedereen het kan zien. Je kunt ook op het bord tekenen.
Als je iets rond laat gaan, doe dat dan pas NA je spreekbeurt.
Nog even dit:
Wat moet ik wel doen?
- Spiekbriefje gebruiken als hulp.
- Altijd dingen laten zien. Dat vrolijkt je spreekbeurt op.
- Gewoon rustig en duidelijk praten. Tijd nemen om adem te halen!
- Normale taal gebruiken; geen moeilijke woorden.
- Kijk steeds iemand anders in je publiek aan. Lukt dat niet? Kijk dan over de hoofden heen…
- Je mag best bewegen. Met je armen dingen voordoen bijvoorbeeld.
- Vraag aan het eind of er nog vragen zijn.
Wat moet ik vooral niet doen?
- Niet alles voorlezen. Dat is veel te saai!
- Niet heel snel of zacht praten. Adem rustig, dan praat je rustig.
- Heel moeilijk, maar wel leuker: praat niet steeds op dezelfde toon.
- Geen grote mensen taal gebruiken. Zeg de dingen zoals jij ze zou zeggen!
- Niet wriemelen, wiebelen, neuspeuteren etc.
- Sta niet stokstijf voor de klas, daar word je vooral heel moe van.
- Niet naar buiten kijken, naar de grond of naar het plafond!
- Let tijdens je spreekbeurt niet te veel op jezelf. Daar word je alleen maar zenuwachtig van. Oefen dus van te voren!
